Het valt me al op, terwijl ik de slurf uitloop: de klamme warmte van Oeganda. Hoewel het in Nederland niet veel anders was qua temperatuur, toen ik vertrok elf uur geleden. Toch voelt het wat vreemd, wanneer het kwik ook om elf uur ’s avonds nog boven de 26 graden staat. Na een tussenlanding in Kigali, Rwanda, zijn we net geland op Entebbe. Overal staan mensen met bordjes in de hand reizigers op te wachten. Het bordje met onze namen ontbreekt. We weten ook niet goed waar we moeten zijn, tot ineens iemand naar ons toekomt en ons de hand schudt. Het is Titus, een van onze trainers. Samen met een chauffeur is hij naar de luchthaven gekomen om ons op te halen.
Onze tassen worden van ons overgenomen en naar de auto gereden. Ze worden in de bagageruimte gelegd en wij mogen plaatsnemen op de stoelen achterin. Entebbe ligt tegen de hoofdstad Kampala aan. Toch duurt het een ruim uur voordat we, manoeuvrerend door het altijd drukke verkeer, eindelijk arriveren bij ons hotel. Kampala is gebouwd op zeven heuvels. Op een van de heuvels staat ons hotel voor die nacht. Na het inchecken ’s nachts om half één, gaan we snel naar onze kamers en kruipen onder de klamboe. We proberen nog een beetje een nacht te maken, voordat we de volgende ochtend om half negen alweer aan tafel zitten.
Na een uitgebreide maaltijd met aardappels, worstjes, rijst, ananas en meloen, wat we ons goed laten smaken, worden we opgehaald door dezelfde chauffeur als gisteren en rijden we Kampala uit. We gaan naar Kitgum, waar we de graduation (certificering) zullen bijwonen van de eerste vijfendertig NET-studenten. Terwijl we Kampala uitrijden, verschuiven de coulissen: de roodbruine stoffige ‘look’ van Kampala maakt plaats voor meer groen olifantengras met hier en daar een plaggenhut. Terwijl we daar zo rijden, gaan mijn gedachten terug naar het boek Als de olifanten vechten van Dirk Bracke, dat ik een jaartje geleden gelezen heb. In dit boek beschrijft Bracke het afschuwelijke fenomeen van de kindsoldaten onder leiding van Joseph Kony. In dit boek beschrijft hij levendig hoe de soldaatjes in het olifantengras opgingen en niet meer te zien waren en dan ineens verschenen op de nederzetting, waar ze zelf gewoond hadden, om daar hun eigen familie te doden. Ik zie het in gedachten gebeuren.
Even na zessen komen we aan bij ons motel, een eenvoudig onderkomen in het district Kitgum, tegen de Zuid-Sudanese grens aan, waar we prima kunnen overnachten. Eerst krijgen we nog een stevige maaltijd voorgeschoteld met rijst, gierst en een kippenpoot die we met onze vingers uit elkaar moeten trekken.
Rond half tien rijden we donderdag naar het terrein naast de kerk in Kitgum, waar de graduation ceremonie zal plaatshebben. Wanneer we om tien uur aankomen, worden de tenten nog opgebouwd. Overigens zijn deze tenten geen overbodige luxe met de brandende zon van vandaag. Een uur later dan gepland, begint de bijeenkomst. Het is een indrukwekkend gebeuren. De studenten en docenten krijgen allen een toga aan. Ook ons wordt een toga aangeboden. In optocht lopen we het terrein op, waar het ‘To God be the Glory’ uit de speakers galmt. Er volgen een aantal toespraken en getuigenissen (o.a. van pastor Bongomin Toorach), afgewisseld met zang. De blijdschap straalt van de gezichten. Het moment van het uitreiken van de certificaten is een hoogtepunt. Voor sommigen is dit het eerste diploma dat ze krijgen in hun leven. We zijn dankbaar dat God ons wil gebruiken voor dit mooie werk. Onder de indruk van deze prachtige dag rijden we terug naar ons motel, waar we even rust nemen om de dag te verwerken.
De volgende dag reizen we naar het district Gulu, dichtbij Nwoya, waar de graduation plaats zal vinden. ’s Avonds in het hotel valt twee keer de stroom uit, waardoor wij, ongeduldige westerlingen, al snel besluiten vroeg te gaan slapen.
Ik schrik wakker van een vreemd geluid. Ik kan het niet thuisbrengen. Is mijn hoofd op hol? Daar lijkt het op. Ik hoor een voortdurend geraas. Ik stap naar buiten. De regen komt met bakken uit de lucht en klettert op het golfplaten dak van het hotel. Kan de graduation vandaag wel doorgaan? Valt die niet (letterlijk) in het water? op weg naar Nwoya merken we dat het door de regen is afgekoeld. Het roodbruine stof is veranderd in roodbruine drab. Vanwege de modder rond het kerkgebouw is de ceremonie binnen. De toga is nu redelijk dragelijk.
Cate, coördinator van NET Foundation in Oeganda, had ons voorbereid op een rustige groep. Deze groep zou wat ingetogener zijn dan de groep in Kitgum. Niets is minder waar. Er wordt gefeest. De zanggroep in de kerk weet niet van ophouden. Er wordt meebewogen op de muziek. En eigenlijk is dit een understatement. Bij iedere kandidaat die een certificaat krijgt uitgereikt, wordt er gejoeld. Er worden cadeaus gegeven, tot levende kippen toe. Deze feestelijke ceremonie wordt afgesloten met een maaltijd, waarna we na een vijf uur durende rit weer arriveren bij ons hotel in Kampala.
Zondag worden we gewekt door de zonnestralen die onze hotelkamer binnendringen. Tegen elf uur worden we opgehaald om een dienst bij te wonen in de gemeente van Cate. Deze dienst is tweetalig, waardoor wij het goed kunnen volgen. Met veel passie wordt er gepreekt en met overtuiging wordt er gezongen. ‘No longer slaves’, klinkt het uit de monden van ongeveer tweehonderd bezoekers. Een prachtig lied, dat meer inhoud krijgt, nu we de achterliggende week een paar keer met het slavernijverleden zijn geconfronteerd.
Over de onverharde roodbruine zandwegen hobbelen we tussen de kuilen en gaten door naar het huis van Cate, waar we gaan eten. Tijdens het eten begin ik toch wel een beetje zenuwachtig te worden, want ik moet nog wel een PCR-test afspreken, voordat we morgenavond weer hopen te vertrekken. Gelukkig is dat gemakkelijk te regelen. We kunnen zo langsgaan bij het hospital in Kampala. Nadat ik het staafje in mijn keelgat gevoeld heb, krijg ik te horen dat ik morgenochtend om tien uur de uitslag per mail krijg.
Na een nacht in het hotel en een heerlijke douche ’s ochtends, waarbij al het roodbruine stof wegspoelt door het doucheputje, gaan we op weg naar twee bijbelscholen. We spreken met hen over onze online programma’s. Tijdens de meeting die we hebben, komt de negatieve testuitslag van de PRC binnen. We kunnen vliegen! Nog een moment van ontspanning in de stad en dan laten we ons weer rijden naar het vliegveld in Entebbe.
De volgende morgen om acht uur zijn we op Schiphol. ‘Je wordt een beetje een twee-mens’, zeiden we tegen elkaar, ‘In Nederland hebben we een horloge, maar in Oeganda hebben ze de tijd.’ We passen ons verbazend snel aan: zaten we de dag daarvoor nog in een vergadering die twee uur uitliep, zonder dat we op onze horloges keken, nu kijken we direct op het horloge: ‘Kunnen we onze trein nog halen!’